OR-lid op non-actief, mag dat?

De Rechtbank Utrecht liet zich onlangs uit over het op non-actief zetten van een OR-lid door de werkgever. Mag dat nu wel of niet?
Een OR-lid van Humanitas beschuldigt een bestuurslid van fraude. Deze beschuldiging blijkt niet terecht en de werknemer biedt excuses aan.
Wat later komt er een melding vanuit de Ondernemingsraad over mogelijk intimiderend gedrag van het betreffende bestuurslid. Uit onderzoek van bedrijfsrecherche blijkt de bron hetzelfde OR-lid te zijn
De werkgever heeft het OR-lid daarop op non-actief gesteld voor zowel zijn OR-activiteiten als eigen werkzaamheden in afwachting van de uitkomst van de ontslagprocedure.
Diepe wond
Het OR-lid vordert in het kort geding wedertewerkstelling en rectificatie, en stelt dat hij de latere uitlatingen over de bestuurder in de beslotenheid van de OR-vergadering heeft gedaan. In die positie moet hij de vrijheid hebben om zich kritisch over een bestuurder uit te kunnen laten.
Humanitas vindt dat de werknemer de oorspronkelijke fraudebeschuldigingen over het bestuurslid bedrijfsbreed heeft uitgedragen, terwijl die niet kloppen. Dit heeft een diepe wond achtergelaten bij Humanitas.
Vervolgens blijkt ook nog dat de werknemer in zijn functie disfunctioneert. Met het ontdekken van het gegeven dat deze werknemer ook nog de bron is van de melding over mogelijk intimiderend gedrag, is het vertrouwen volledig weg.
Deugdelijke grond
De Kantonrechter oordeelt dat een werkgever een werknemer alleen op non-actief mag stellen als hij daarvoor een deugdelijke grond heeft.
Op grond van art. 13 WOR geldt voor OR-leden dat alleen de kantonrechter een OR-lid voor een bepaalde termijn kan uitsluiten, dus niet de werkgever. De non-activiteit kan dan ook niet voor die werkzaamheden gelden.
Voor het overige meent de kantonrechter dat Humanitas geen deugdelijke grond heeft. Op de zitting blijkt namelijk dat het rapport van de bedrijfsrecherche de eigenlijke reden was om de werknemer op non-actief te stellen.
De Kantonrechter vindt dat de verwijten samenhangen met het lidmaatschap van de OR en wijst de vorderingen van het OR-lid dan ook toe.
Ontslagbescherming
Medezeggenschapsrechten behoren tot de fundamentele rechten en mogen niet zomaar worden ingeperkt. OR-leden hebben dan ook extra ontslagbescherming. Een schorsing of non-actiefstelling mag op grond van de WOR dan ook alleen een kantonrechter doen en dus niet de werkgever.
Over non-actief stelling in het algemeen geldt dat veel werkgevers dit inkleden als het “vrijstellen van werkzaamheden”. Dit lijkt op vrijwilligheid, maar dat is het natuurlijk niet.
Algemeen aanvaard is dat er sprake moet zijn van een deugdelijke grond. Is die er niet, dan volgt in principe terugplaatsing. Een pragmatische stroming wil de non-actiefstelling echter nog wel eens afhankelijk stellen van de uitkomst van een reeds ingezette ontslagprocedure. In dit geval was daarvan geen sprake nu de grond voor het ontslag zodanig samenhing met het OR lidmaatschap, dat de werknemer zich kon en mocht beroepen op extra ontslagbescherming.
Bron: Kantonrechter Utrecht 2 november 2012, LJN BY4350