Zou de krapte ooit nog komen?

Komt de arbeidsmarktkrapte er echt nog aan? Of is het probleem, net als heel veel kapitaal van banken, beleggers en onroerend goed eigenaren, eenvoudigweg verdampt en hebben zorgbehoevenden straks een robot die helpt met het aantrekken van hun steunkousen?

Het Nederlandse arbeidsmarktbeleid lijkt in een spagaat te zitten. Enerzijds wordt de AOW-leeftijd verhoogd en zijn er maatregelen om het arbeidsaanbod van ouderen te vergroten en hen langer aan het werk te houden.

Anderzijds stijgt de werkloosheid maand na maand in fors tempo, worden overal arbeidsplaatsen geschrapt en neemt de roep toe om maatregelen om de oplopende werkloosheid tegen te gaan.

Dweilen met de kraan open

De combinatie van beide ontwikkelingen roept het beeld op van dweilen met de kraan open en daarmee ook onmiddellijk de vraag of die kraan niet dicht kan.

De wenselijkheid om de kraan van het arbeidsaanbod wijder open te draaien, dateert uit het begin van de eeuw. Toen drong langzamerhand tot de beleidsmakers door dat demografische ontwikkelingen als ontgroening en vergrijzing er op termijn toe leiden dat de omvang van de beroepsbevolking afneemt – meer uitstroom van gepensioneerden dan instroom van schoolverlaters – en de financiering van de verzorgingsstaat onder druk komt te staan.

Tegenover een groeiende groep niet-werkende ouderen zou immers een steeds kleinere groep werkenden beschikbaar zijn om het bruto nationaal product te verdienen.

Aanjagen arbeidsparticipatie

Op Europees niveau is de noodzaak tot participatievergroting en een hogere pensioenleeftijd vastgelegd in de zogeheten Lissabondoelstellingen van 2000. In Nederland werd de Commissie Bevordering Arbeidsparticipatie ingesteld om na te gaan hoe hier invulling kon worden gegeven aan de doelstelling van meer en langer werken.

De Regiegroep GrijsWerkt kreeg van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de opdracht om de arbeidsparticipatie van ouderen aan te jagen. Daarnaast ging de Taskforce DeeltijdPlus aan de slag om met voorstellen te komen om vooral in deeltijd werkende vrouwen meer uren te laten werken.

Lichtjaren verwijderd

De rapportages uit 2009 en 2011 lijken een werkelijkheid te adresseren die momenteel lichtjaren van ons verwijderd lijkt. Dat roept de vraag op hoe groot de kans is dat die werkelijkheid van krapte op de arbeidsmarkt ook echt ons deel wordt.

Maar ook hoe wenselijk of noodzakelijk het is ook in tijden van oplopende werkloosheid strikt vast te houden aan beleidsmaatregelen die het actuele probleem eerder vergroten dan verkleinen.

Anders geformuleerd: komt de arbeidsmarktkrapte er écht nog aan, of is het probleem – samen met heel veel kapitaal van banken, beleggers en onroerend goed eigenaren – eenvoudigweg verdampt?

Calamiteiten

De demografische voorspellingen zijn het afgelopen decennium goeddeels ongewijzigd gebleven. Demografen kunnen tamelijk exact aangeven hoeveel mannen en vrouwen er over tien, twintig of dertig jaar in verschillende leeftijdscategorieën kunnen worden gevonden. Alleen oorlogen, natuurrampen of epidemieën kunnen een bres in die voorspellingen slaan.

Maar – gelukkig – is de kans op zulke calamiteiten de afgelopen decennia uiterst klein gebleken in het welvarende en relatief rustige deel van de wereld waarin wij leven.

Gedragspatronen

Ook het arbeidsaanbod laat zich vrij nauwkeurig voorspellen gegeven de ontwikkeling in de gedragspatronen van mannen en vrouwen van verschillende opleidingsniveaus. Zo zien we onder invloed van de emancipatie al enkele decennia een gestage groei van de arbeidsdeelname van vrouwen.

Op enig moment is daar natuurlijk de rek uit. Dat geldt eveneens voor hogere arbeidsdeelname uit hoofde van een steeds hoger opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking.

Als mensen zich niet dramatisch anders gaan gedragen, kunnen instellingen als het Centraal Planbureau nette prognoses geven over hoe het arbeidsaanbod zich de komende decennia zal ontwikkelen.

Arbeidsvraag

Ten aanzien van de arbeidsvraag is het maken van prognoses en doen van voorspellingen veel moeilijker. Er beweegt daar veel meer en voorspellers hebben met veel meer ongewisse factoren te maken.

Wat we bijvoorbeeld niet weten, is hoe snel werkgevers in deze onzekere economische tijden doorgaan met het proces van de vervanging van werknemers door arbeidsbesparende technologie. In het verleden waren hoge arbeidskosten een belangrijke drijfveer voor deze vorm van innovatie. Een redelijk gemakkelijke toegang tot middelen voor externe financiering (‘geld lenen bij de bank’) maakte deze investeringen in technologische vernieuwing ook daadwerkelijk mogelijk.

Die externe financieringsmogelijkheden zijn de afgelopen jaren aanzienlijk beperkt. En met de ontwikkeling van de arbeidskosten valt het de afgelopen jaren wel mee, maar in sommige sectoren – zoals in de techniek – worden werkgevers nu al met krapte geconfronteerd en is verdere automatisering/robotisering vaak de enige oplossing om de productie gaande te houden.

Een organisatie kan er ook voor kiezen de productie te verplaatsen naar landen waar meer potentiële werknemers met een technische opleiding voorhanden zijn, zoals bijvoorbeeld in Oost-Europa. Dan verdwijnt plots alle aan dat bedrijf gekoppelde werkgelegenheid en in het spoor daarvan ook werk in de schoonmaak of de catering.

Schrappen arbeidsplaatsen in de zorg

In diverse sectoren is verplaatsing van het werk weliswaar geen optie, maar leiden gewenste of noodzakelijke bezuinigingen tot het structureel schrappen van arbeidsplaatsen. Dat zien we bijvoorbeeld in de zorgsector. Om budgettaire redenen proberen ziekenhuizen het aantal ligdagen te beperken. Gelukkig is de patiënt er meestal ook blij mee.

Maar als ziekenhuizen op dit punt succesvol zijn, heeft dat ook personele consequenties: de behoefte aan personeel neemt, in tegenstelling tot eerdere voorspellingen, niet toe maar juist af.

Hetzelfde effect zien we als overheidsmaatregelen, om de kosten van de gezondheidszorg te beperken, er toe leiden dat zorgbehoevenden vaker een beroep op familie en vrienden moeten doen. Ook dit gaat ten koste van de werkgelegenheid van professionals.

Science fiction

In diezelfde zorgsector zien we bovendien nieuwe ontwikkelingen als het zorghotel, maar ook de toenemende inschakeling van arbeidsbesparende technologie.

Als er straks een robot beschikbaar is, die helpt bij het aantrekken van steunkousen, hoeft de thuiszorgmedewerker minder vaak op pad en voor een toekomstige generatie ouderen, die gewend is aan computers, internet en skype, zal mogelijk minder personele inzet nodig zijn dan voor de huidige generatie.

Hoe deze ontwikkeling er feitelijk uit zal zien, is onzeker. Science fiction films van een halve eeuw geleden toonden futuristische steden waar burgers zich met vliegende auto’s verplaatsten, maar waar nog wel telefooncellen in de straten stonden.

Voorspellen blijft moeilijk, zeker als het de ontwikkeling van de technologie betreft!

Rutte II

Kijken we naar de zogeheten taakstellingen die er in het regeerakkoord van het kabinet Rutte-II staan voor verschillende onderdelen van het overheidsapparaat, dan zien we daar ook eerder minder dan meer vraag naar arbeid.

In de sector van het bank- en verzekeringswezen houden de afslankoperaties aan. Het is de vraag of politiek en samenleving niet zullen kiezen voor een structureel kleinere financiële sector.

Vergelijkbare vragen kunnen – maar dan geïnspireerd vanuit milieudoelstellingen en twijfels over de toegevoegde waarde van deze sector – gesteld worden ten aanzien van de logistiek.

Veel van deze vragen zijn van betrekkelijk recente datum en kleurden nog niet de analyse van bijvoorbeeld de Commissie Bevordering Arbeidsparticipatie, of adviezen van de SER over het op lange termijn te voeren arbeidsmarktbeleid. Ze ondergraven wel de gedachte dat de vraag naar arbeid zich langs de traditionele en bekende lijnen zal ontwikkelen.

Tekorten

De demografische ontwikkeling laat onomstotelijk zien dat het aandeel van de beroepsbevolking (van circa 16 tot 65 à 67 jaar) geleidelijk aan terugloopt. Desondanks is het in geen geval een uitgemaakte zaak dat dit ook tot ernstige en algemene tekorten op de arbeidsmarkt zal leiden.

Vooralsnog zien we aan de vraagzijde naast de conjuncturele terugval, vooral structurele veranderingen die tot een reductie van de arbeidsvraag leiden. Dat neemt niet weg dat voor sommige functies, in sommige beroepen en in bepaalde sectoren wel degelijk sprake zal zijn van moeilijk vervulbare vacatures. Zeker in de techniek is dat nu al een regelmatig voorkomend verschijnsel.

Buffer aan werklozen

Voor Nederland als geheel neemt vooralsnog vooral de werkloosheid toe. Midden 2012 overschreden we de drempel van de 500.000. Inmiddels zijn er meer dan 600.000 werklozen en het risico lijkt reëel dat we ook de grens van de 700.000 over niet al te lange tijd zullen passeren.

Ook als de economie weer zou aantrekken – en dat is een nog buitengewoon onzeker perspectief – dan is er dus een enorme buffer aan werklozen. Eerst zullen deze mensen weer aan het werk moeten zijn – en dat gaat ongetwijfeld met de nodige frictie gepaard – voordat op macroniveau vraag en aanbod min of meer met elkaar in evenwicht komen.

Maar hernieuwde substantiële economische groei vertaalt zich zeker niet onmiddellijk in een daling van het aantal werklozen. Als de conjunctuur aantrekt, zullen werkgevers er eerst voor kiezen het werk met hun huidige werknemers te doen. Dat betekent een einde aan eventuele leegloop en desnoods wat overwerk.

Flexibele schil

Lukt het met het zittende personeel echt niet meer, dan roepen werkgevers het uitzendbureau te hulp. Daar merken ze als eerste het eventuele herstel. Pas als werkgevers ervan overtuigd raken dat dit herstel een structureel karakter heeft, kiezen ze voor het (tijdelijk) in dienst nemen van nieuwe werknemers en gaan we een daling van het aantal werklozen zien.

Het risico dat we dan dichter bij het einde dan bij het midden van het lopende decennium zitten, is echter aanzienlijk. Wachten op een krappe arbeidsmarkt zou dus wel eens het karakter van “Wachten op Godot” kunnen krijgen.

Langer doorwerken

Zijn maatregelen gericht op langer doorwerken daarmee dan zinloos? Wel als ze uitsluitend tot doel zouden hebben om schaarste aan personeel op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Niet als ze mede tot doel hebben het verlies van talent van ouderen te voorkomen, uitsluiting van ouderen als groep tegen te gaan en individuen de kans te bieden hun levensloop meer naar eigen inzicht in te richten.

Als het om déze doelen gaat, ligt het echter ook voor de hand te kiezen voor een gedifferentieerde aanpak, afhankelijk van individuele wensen en mogelijkheden. Generieke maatregelen houden geen rekening met verschillen in vermogens en draagkracht van verschillende groepen (oudere) burgers.

Nog maar weinig branches en bedrijven hebben echter een gedifferentieerde aanpak ontwikkeld. Een aanpak waarbij “ontziemaatregelen” zijn omgezet in “ontwikkelmaatregelen”, deeltijdpensioen goed is uitgewerkt en ingevoerd, en waar de individuele loopbaan op betekenisvolle wijze kan worden verlengd.

 

Deel dit artikel