Kent u dat? Dat je in gesprek bent met iemand en je maar niet op zijn naam komt?
Soms gebeurt dat op straat. “Hééé!” roept iemand, jou stralend tegemoet komend met een grote glimlach. “Wat leuk jou weer te zien? Hoe is het?”
Kent u dat? Dat je in gesprek bent met iemand en je maar niet op zijn naam komt?
Soms gebeurt dat op straat. “Hééé!” roept iemand, jou stralend tegemoet komend met een grote glimlach. “Wat leuk jou weer te zien? Hoe is het?”
Voordat je het weet ontspint zich een heel gesprek en lukt het je niet tussendoor érgens in je geheugen die naam terug te krijgen. ‘Sjjt. Hoe heet hij? Hoe heet hij toch alweer? Klaas? Of Harrie?’ denk je dan.
Best lastig. Praten en denken tegelijkertijd. Mij lukt dat in elk geval zelden.
Het hele gesprek door hoop ik dan maar dat het niet opvalt. Dat hij er niet achter komt. Dat ik die onmenselijke boodschap niet hoef te geven: “Ik weet niet hoe jij heet“.
Ik heb echt wel gesprekken afgerond waarbij ik aan het eind nog steeds niet wist hoe iemand heette. Wel wetende wie hij was. Want dat weet ik nou altijd wél weer. Ik wéét wie jij bent. Maar ik weet niet meer hoe jij héét.
Hoe erg is dat? Persoonlijk doet me dat weinig. “Noem me maar hoe je wilt“, zeg ik weleens. “Tanja. Beatrix. Carla. Kijk maar wat je leuk vindt. Ik reageer wel“.
Waarschijnlijk heeft deze flexibiliteit te maken met de familie waar ik uit kom. Mijn moeder heeft het vijf jaar lang gepresteerd de geschiedenisleraar consequent Mittendorp te noemen terwijl hij Middeldorp heette.
Mijn vader had de gewoonte om alle namen van de kinderen te noemen wanneer hij één van ons wilde roepen. “Wim, Dikkie, Ankie, Thea, Wilma!” was het dan. Dan zat er altijd de goede naam tussen. Meestal wist je dan wel of het om jou ging of niet.
In mijn werk is deze naam-deficiëntie weleens een probleem. Zo heb ik een keer een jongeman met ADHD in een training gehad. De eerste keer dat ik zijn naam verkeerd zei, werd me dat goed duidelijk gemaakt.
Helaas is mijn naam-deficiëntie heel hardnekkig en lukte het me niet me tot hem te wenden met de juiste naam. Waarop hij steeds meer ontplofte. Ik was op het laatst zó gespannen dat ik nauwelijks nog zijn naam durfde te zeggen en de groep met mededogen mijn gehakkel aanhoorde.
Ook heb ik ooit de euvele moed gehad een klant met een hoog perfectionistisch gehalte Barbera te noemen in een mail. Die kreeg ik direct terug: “Ik heet BarAra, met een A“. Je snapt het wel. Die bleef nog lang Barbera.
Namen. Wat kan ons dat toch soms parten spelen in dit mensenwerk. Kunnen we niet de afspraak maken dat al onze cliënten voortaan Jan heten? Die kan ik toevallig wél onthouden. Zo heet mijn man, Jan.
De columns van Wilma de Haas zijn in 2014 gebundeld en uitgegeven onder de titel ‘K-Therapie’. Het boek is te bestellen via o.a. Bol.com