UWV als Rupsje Nooitgenoeg?
Re-integratie, Wet verbetering Poortwachter, WIA, Arbeidsmobiliteit, Artikel, duurzame inzetbaarheid, loonsanctie, oudere werknemers, passende arbeid, re-integratietraject

De arbeidsmarkt voor ouderen functioneert al jaren problematisch. Naarmate de leeftijd van werknemers stijgt, neemt de kans op arbeidsmobiliteit af.
Het is echter nog problematischer om oudere werknemers met een beperking terug te brengen naar de arbeidsmarkt.
Theoretisch gezien zijn er wellicht kansen, maar de praktijk wijst vaak anders uit.
Re-integratietraject zinloze investering?
Het is echt niet voor niets dat werkgevers weinig fiducie hebben in de goede afloop van een re-integratietraject voor een oudere werknemer met beperkingen. Het wordt vaak als kostbaar en kansloos ervaren.
Sommige werkgevers zijn daarom niet of schoorvoetend bereid om deze – in hun ogen – zinloze investering te doen.
Voor een niet meer intern te herplaatsen werknemer met beperkingen, die nog wel benutbare mogelijkheden heeft, is tijdige investering in het tweede spoor wel een must. UWV legt de werkgever anders een loonsanctie op. Geeft een tijdige investering in het tweede spoor de werkgever de garantie dat er geen loonsanctie wordt opgelegd? Helaas, UWV – als poortwachter voor de toegang tot de WIA – stelt hoge eisen aan werkgevers. Soms zijn de eisen van het UWV te gortig.
De loonsanctie
Recent kwam een dergelijke zaak in een beroepsprocedure bij de Rechtbank in Amsterdam op de rol (LJN: BN3006, Rechtbank Amsterdam). Het gaat om mevrouw Jansen, geboren in 1949. Zij werkt al jaren in een horecaonderneming, in haar laatste functie als hoofd bediening.
In maart 2007 meldt zij zich ziek met knieklachten én psychische klachten. Na twee jaar ziekte vraagt de werkgever een WIAuitkering aan bij UWV. Dat levert geen WIA-uitkering, maar wel een loonsanctie op voor de werkgever: het derde jaar loondoorbetaling.
Volgens UWV is er sprake van onvoldoende re-integratieinspanningen tweede spoor. De werkgever gaat in beroep. Hij meent er juist alles aan te hebben gedaan om mevrouw Jansen extern te re-integreren. Maar liefst vier re-integratiebedrijven schakelt hij in, zonder succes overigens. Onderaan het artikel de bevindingen van de vier re-integratiebedrijven.
De rechter concludeert dat er in dit geval niet gezegd kan worden dat er geen benutbare arbeidsmogelijkheden zijn. De rechtbank moet daarom beoordelen of UWV terecht heeft gesteld dat er onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Het staat vast dat terugkeer bij de eigen werkgever onmogelijk is.
Arbeidsmarktmogelijkheden
De bezwaarverzekeringsarts van UWV rapporteert dat mevrouw Jansen zeker geen doemdenker is. Zij is tot werken gemotiveerd en tast – in samenwerking met bedrijfsarts en werkgever – de mogelijkheden af.
Wel stelt de UWV-arts dat Jansen zich rond de re-integratie zou hebben laten remmen door pijnklachten en angst voor definitieve beschadigingen. Uit de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van UWV blijkt dat er, gedurende de twee jaar wachttijd, perioden zijn geweest waarin door medische behandelingen re-integratie onmogelijk is geweest. Voor en na de medische ingrepen zijn er echter wél perioden geweest waarin werkgever en werknemer uit hadden kunnen proberen wat de arbeidsmarktmogelijkheden
waren.
Weliswaar zijn meerdere re-integratiebedrijven ingeschakeld, maar zonder concrete resultaten. Zolang er sprake is van arbeidsmogelijkheden, zal iemand tot aan de pensioengerechtigde leeftijd moeten werken. Daarom is UWV van mening dat de mogelijkheden voor ander passend werk in onvoldoende mate zijn geëxploiteerd.
Ondeugdelijk
Tijdens de zitting verwijt de gemachtigde van UWV dat de werkgever mevrouw Jansen niet onder druk heeft gezet – door stopzetten van het loon – om mee te werken aan de re-integratieactiviteiten tijdens de perioden dat zij, volgens UWV, wel goed in staat was haar werk te doen.
De rechtbank stelt vast, dat het onvoldoende onder druk zetten van mevrouw Jansen door de werkgever niet in het loonsanctiebesluit van UWV was opgenomen. Hierdoor wordt het besluit van UWV als “ondeugdelijk” gemotiveerd. De WIA – artikel 25, negende lid – bepaalt, dat de motivatie van een UWV-besluit tot het opleggen van een loonsanctie zo concreet moet zijn, dat het voor de werkgever duidelijk moet zijn waaruit zijn tekortkomingen ten aanzien van de re-integratie-inspanningen bestaan. Alleen dan kan de werkgever die tekortkomingen herstellen.
De rechtbank is van oordeel dat de motivering van het bestreden besluit niet aan de geformuleerde eisen van de Centrale Raad voldoet. Al om die redden dient het besluit van UWV te worden vernietigd.
De werkgever voert verder aan dat hij álles wat in zijn vermogen lag, heeft gedaan om mevrouw Jansen te re-integreren bij een andere werkgever. Voorafgaand aan het loonsanctiebesluit werden diverse arbeidsdeskundigen en meerdere re-integratiebureaus geraadpleegd.
De rechtbank oordeelt, dat niet gezegd kan worden dat werkgever in onvoldoende mate haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de re-integratie heeft genomen. Het beroep wordt gegrond verklaard en de loonsanctie vernietigd.
Rupsje Nooitgenoeg
Ondanks de slechte arbeidsmarktpositie van oudere werknemers met beperkingen, wordt door UWV meer verlangd dan alleen het investeren in een re-integratietraject. UWV wil concrete re-integratieresultaten.
Maar kun je het de werkgever verwijten als na uitvoerig onderzoek wordt vastgesteld, dat er geen re-integratiemogelijkheden zijn? Indien een werknemer door reële pijnklachten en angst voor verdere beschadigingen wordt belemmerd om full speed een extern re-integratietraject in te gaan, dan ziet UWV het stopzetten van de loonbetaling als een geode actie. Alsof dat de pijn verzacht en de angst vermindert en “kansloos” vertaalt naar “kansrijk”!
In het gelijknamige prentenboek ontwikkelt het vraatzuchtige Rupsje Nooitgenoeg zich uiteindelijk nog tot een prachtige vlinder. Het is te hopen dat de ‘vraatzucht’ van UWV richting re-integratieresultaat zich ook vertaalt naar iets moois. Wat dacht u van een meer realistische kijk op de mogelijkheden van oudere en beperkte werknemers op de arbeidsmarkt. Zou dat ook niet prachtig zijn?
Bevindingen van de vier re-integratiebedrijven
Elabo
Doet onderzoek en rapporteert, dat door de beperkingen, leeftijd, eenzijdige werkervaring, opleidingsniveau en onduidelijke prognose ten aanzien van (verbetering van) de belastbaarheid, er zeer beperkte kansen zijn op werk. Advies: intake doen voor een trajectbemiddeling.
Fourstar
Maakt trajectbemiddelingsplan met als conclusie dat het onmogelijk lijkt om Jansen te begeleiden naar ander werk gezien de klachten, de leeftijd en eenzijdige werkervaring. Het is onduidelijk wanneer Jansen genoeg hersteld zal zijn om succesvol mee te kunnen doen aan een re-integratietraject.
USG Restart
Onderzoekt nogmaals de re-integratiemogelijkheden en adviseert een transitietraject uit te voeren. Conclusie in de eindrapportage is dat Jansen lichamelijk en psychisch nog niet zo ver lijkt te zijn, dat zij zich open kan stellen voor nieuwe uitdagingen in een ander beroep. Toeleiding naar werk wordt niet realistisch geacht.
Aob Compaz
Na onderzoek ziet Aob geen mogelijkheden voor het inzetten van een spoor twee traject. Naast de ernstige lichamelijke en geestelijke klachten, maken leeftijd, eenzijdige werkervaring en opleiding de kansen op de arbeidsmarkt nihil.