De toekomst van het salaris

De toekomst van het salaris. Het klinkt alsof het salaris plaats gaat maken voor iets anders. Maar dat is niet wat we hier bedoelen.
Het huidige salarisstelsel is redelijk stug. Heb je een vaste baan, dan krijg je elke maand aan het einde van deze maand uitbetaald. Heb je een flexibele baan, dan komt het ook voor dat je wekelijks wordt uitbetaald.
Maar nu de arbeidsmarkt op z’n kop staat en de medewerker steeds meer te zeggen heeft, wordt er ook veel gezegd over de huidige vorm van uitbetaling.
Hobby’s en vakantie
HR-dienstverlener ADP heeft onderzoek gedaan onder ruim 1.000 werkenden en 800 werkgevers uit heel Europa. Een vierde van deze werkenden kwam uit Nederland. Uit dit onderzoek komt naar voren hoe we denken over salarisbetaling en wat we in de toekomst hierbij verwachten. Best gek eigenlijk, want zelf heb ik er nog nooit over nagedacht dat het ook anders zou kunnen. Jij?
Maar zoals Martijn Brand, algemeen directeur van ADP, het zo mooi zegt: “Zonder direct uit te gaan van de huidige onmogelijkheden, zijn er ook genoeg andere manieren om medewerkers tegemoet te komen. Zo kunnen werkgevers bijvoorbeeld met een persoonlijk keuzebudget meer flexibiliteit bieden, waardoor medewerkers hun vakantiegeld op een eigen gekozen moment in één geheel of juist per maand in delen kunnen laten uitkeren. En kijk ook verder dan alleen het salaris. Uit het onderzoek blijkt dat Nederlanders hobby’s en vakanties belangrijk vinden, probeer daar ook in het HR-beleid gehoor aan te geven door bijvoorbeeld de mogelijkheid te bieden om vakantiedagen bij te kopen.”
We duiken dieper het onderzoek in, om geïnspireerd te worden door deze en de andere uitkomsten.
Salarisweetjes
Wat weten we eigenlijk over het salaris, behalve dat het een gegeven is dat je geld krijgt voor het werk dat je doet?
In Nederland wordt er heel veel gesproken over salaris, wat je verdient en of dit eerlijk is of niet. Maar dit gaat vooral over het salaris van beroepen, of juist van hoge topfunctionarissen.
We hebben allemaal een mening over het “lage salaris” in de zorg en in het onderwijs. We hebben ook allemaal een mening over de salarisverhoging van 50 procent van de ING-topman. Maar open en eerlijk zijn over wat jij en ik zelf verdienen? Ho maar, dat doen we niet zo snel.
Bruto modale inkomen
Het bruto modale inkomen in Nederland is in 2019 volgens het CBS 35.500 euro, inclusief vakantiegeld. Dit komt neer op 2.739 euro bruto per maand exclusief vakantiegeld. In 1970 was dit modaal inkomen 5.559 euro per jaar (omgerekend uiteraard), in 1985 was dit 18.151 euro en in 2000 was dit 24.958 euro.
Het bruto modale inkomen is wat anders dan het gemiddelde inkomen in Nederland. Het modale inkomen is namelijk wat de meeste Nederlanders verdienen en het gemiddelde inkomen is alle inkomens bij elkaar opgeteld, gedeeld door het aantal werkende mensen in Nederland.
De armoedegrens voor een alleenstaand persoon ligt op 1.139 euro per maand. Voor een stel is dit 1.550 euro en voor een stel met kinderen is de armoedegrens 1.850 euro per maand. Zo’n 6 procent van de Nederlanders leeft met minder dan deze bedragen.
In de horeca verdienen ze gemiddeld met 1.007 euro per maand het minste, gevolgd door de land- en bosbouw en visserij met 1.779 euro per maand. De zorg volgt met 2.107 euro en daarna komt het onderwijs met 2.628 euro per maand.
In de energiesector verdient men met gemiddeld 4.244 euro per maand en in de delfstofwinning met 5.478 euro per maand het meeste.
Minimum loon
Begin 2019 bestond het minimumloon 50 jaar. In 1969 werd het wettelijk minimumloon geïntroduceerd. Destijds was dit vastgesteld op 611,70 gulden. Nu is het minimumloon 1.615,80 euro per maand. 6 procent van de werkenden in Nederland krijgt dit minimumloon. Dit zijn ruim 500.000 banen.
In de sectoren verhuur, zakelijke dienstverlening en horeca werken de meeste mensen (10 tot 14 procent) voor het minimumloon.
Luxemburg heeft het hoogste minimumloon met 2.000 euro per maand
Medewerkers met de Nederlandse nationaliteit krijgen het minst vaak het minimumloon, namelijk bijna 6 procent. Terwijl het percentage medewerkers met een niet-Nederlandse achtergrond dat het minimumloon krijgt veel hoger is met 25 procent.
In de landen om ons heen heeft Luxemburg het hoogste minimumloon met 2.000 euro per maand. Ierland volgt op nummer twee en Nederland stipt daarachter op nummer drie. Roemenië en Litouwen hebben een minimumloon van 400 euro per maand en in Bulgarije is het helemaal laag met 200 euro.
Werkgevers en salaris nu
Volgens ADP zijn de meeste Nederlandse werkgevers zijn momenteel (nog) niet erg vooruitstrevend als het gaat om het aanbieden van verschillende betaalmethoden en -frequenties.
Volgens hun onderzoek zien Nederlandse bedrijven in vergelijking met andere Europese landen het minst de noodzaak voor het aanbieden van andere betaalmethoden dan bankoverschrijvingen.
In 1800 was het uitschrijven van een papieren cheque dé manier om salaris uit te keren. In de 150 jaar die volgde bleef dit hetzelfde. Totdat in 1970 technologische ontwikkelingen het mogelijk maakten om via de computer geld over te schrijven. Je begrijpt, dit was nieuw en spannend en bijna iedereen was hierop tegen.
Nu, vijftig jaar later, gebruikt 80 procent van de organisaties in Noord-Amerika, Europa en Latijns-Amerika deze digitale manier van geld overmaken.
Maar ook in de afgelopen jaren hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan en zijn er weer nieuwe manieren van geld overmaken bijgekomen:
- Prepaid geldkaarten
- Mobile wallets zoals Apple Pay
- Digitale valuta zoals bitcoin
- Nieuwe digitale geldplatformen zoals Facebook dat nu aan het ontwikkelen is
Deze worden nu nog gezien als nieuw en spannend, maar dat vonden we in 1970 ook van digitaal geld overmaken. Vooral in Azië zijn de nieuwe technologieën om geld over te maken en uit te geven populair en de verwachting is dat dit overslaat naar Europa en Amerika.
Wat willen we qua salaris?
Uit het onderzoek van ADP blijkt dat Nederlanders hun salaris het liefst aan hun familie besteden, gevolgd door huisvesting en activiteiten zoals hobby’s en vakanties.
Opvallend is dat bijna de helft van de Nederlandse medewerkers (45 procent) aangeeft te willen betalen voor de mogelijkheid om minimaal eenmaal per jaar vervroegd hun salaris overgemaakt te krijgen. Belangrijke onvoorziene uitgaven zijn hiervoor de voornaamste reden. Maar ook voor kosten die medewerkers wel zien aankomen, zoals vakanties, belastingen en reguliere rekeningen, zouden ze hiervan gebruik willen maken.
Nederlanders besteden hun salaris het liefst aan hun familie
Een derde van de ondervraagde medewerkers geeft aan dat de manier van uitbetalen meeweegt in de keuze om ergens te gaan werken. Denk aan het zelf mogen bepalen hoe vaak je wordt uitbetaald, eerder je salaris ontvangen wanneer je even om geld verlegen zit, het geld op je rekening hebben op de dag dat het wordt uitbetaald en zelfs ondersteuning bij financiële problemen.
Ook werkgevers geven aan dat het aanbieden van verschillende mogelijkheden omtrent de uitbetaling helpt bij hun positie als werkgever. Ze verwachten dat ze hierdoor meer mensen aantrekken en behouden.
De kans is dus groot, dat we de komende jaren nieuwe vormen gaan zien van salaris uitbetalen.
2020: tientallen euro’s meer voor alle werknemers
Het nettoloon op het eerste loonstrookje van 2020 valt voor álle werknemers tientallen euro’s positiever uit.
Een werknemer met een minimumloon verdient volgend jaar 29 euro netto per maand meer. Iemand met een salaris van 3.000 euro bruto per maand profiteert het meest van de aangepaste belastingtarieven en hogere heffingskortingen. Deze personen houden onderaan de streep 51 euro per maand meer over in vergelijking met 2019. Deze nettoloonontwikkelingen staan los van eventuele cao-salarisverhogingen.
Lagere belasting zorgt voor hoger nettoloon
De aanpassingen van de belastingtarieven en heffingskortingen zijn de belangrijkste oorzaken van de nettoloonstijgingen.
Het kabinet hanteert in 2020 nog maar twee tarieven: 37,35 procent tot 68.507 euro en 49,50 procent vanaf 68.507 euro.
In vergelijking met 2019 betekent het dat het tarief in bijna alle gevallen daalt. Alleen het tarief in de eerste schijf (tot 20.000 euro) stijgt licht met 0,7 procentpunt. Dat effect wordt ruimschoots gecompenseerd door een hogere heffingskorting voor werknemers met een lager loon, waardoor ook zij meer nettoloon overhouden.
Werknemers met een inkomen van meer dan twee keer modaal (vanaf 5.632 euro bruto) profiteren niet alleen van lagere belastingen, maar ook van de arbeidskorting die minder snel wordt afgebouwd. Zo gaan werknemers met een inkomen van twee keer modaal er 57 euro op vooruit, waarvan 39 euro te danken is aan de arbeidskorting.
ADP heeft een rekentool ontwikkeld waarmee je het nettoloon per 2020 kunt berekenen. |
Aanvullend pensioen valt lager uit
Mensen met een aanvullend pensioen of lijfrente hebben in 2020 minder geluk. Tot een brutobedrag van 2.500 euro per maand leveren zij allemaal iets in; tussen de 1 en 8 euro per maand.
De reden hiervoor is de verhoging van het belastingtarief in de eerste schijf van 18,75 procent naar 19,45 procent. De lagere bijdrage voor de Zorgverzekeringswet compenseert deze hogere belasting niet.
Toch zullen gepensioneerden in de portemonnee weinig merken van deze financiële tegenvaller. De Sociale Verzekeringsbank heeft namelijk aangekondigd dat de AOW-uitkering in 2020 omhoog gaat. Deze extra inkomsten, 29 euro voor alleenstaanden en 17 euro voor gehuwden, zullen de pijn van een lagere pensioenuitkering ruimschoots verzachten.
Weinig verschillen tussen sectoren
Waar er vorig jaar nog veel verschillen te zien waren tussen sectoren, is het beeld voor 2020 over de gehele linie hetzelfde. Alle werknemers profiteren volgens de berekeningen van ADP van lagere belastingdruk en hogere heffingskortingen. Het werknemersdeel in pensioenpremie en overige branchespecifieke regelingen blijven in alle sectoren nagenoeg gelijk met 2019.
Zorg en welzijn
Iemand met een modaal inkomen (2.816 euro) in deze sector gaat er 41 euro per maand op vooruit. Een werknemer met een minimumloon houdt 28 euro meer over en twee keer modaal ziet het netto bedrag met 54 euro stijgen.
Overheid
Een ambtenaar met een modaal salaris houdt 43 euro meer over in januari 2020 in vergelijking met december 2019. Een minimumloner in deze branche krijgt 30 euro meer gestort en twee keer modaal krijgt er 55 euro bovenop.
De meeste overheidswerknemers hebben in 2020 wel met een andere wijziging te maken. Vanaf het nieuwe jaar werkt het merendeel van de ambtenaren op basis van een tweezijdige arbeidsovereenkomst. Zij krijgen dan ook te maken met alle bepalingen van het civiele arbeidsrecht.
Metaal & techniek
Een minimumloner in de sector metaal & techniek gaat er 26 euro op vooruit in 2020. Een medewerker met een modaal inkomen houdt 40 euro meer over en iemand met het dubbele inkomen ziet onderaan de streep van het loonstrookje 53 euro meer staan.
Bouw
Een medewerker met een minimumloon in de bouwsector houdt volgend jaar 33 euro meer over. Iemand met een modaal inkomen gaat er 47 euro op vooruit en twee keer modaal gaat 62 euro in de plus. Zoals gebruikelijk in de bouwsector wordt uitgegaan van loon per vier weken in plaats van een maandloon.
Transport
Werknemers in de transportsector met een minimumloon zien volgend jaar 27 euro meer tegemoet. Medewerkers met een modaal inkomen houden 41 euro meer over en mensen met twee maal modaal salaris gaan er 57 euro op vooruit.
Wet arbeidsmarkt in balans wijzigt loonstrook
Met de Wet arbeidsmarkt in balans, die per 1 januari 2020 in werking treedt, zien werknemers vanaf 2020 op hun loonstrook wat voor soort contract zij hebben. Is het een contract voor bepaalde of onbepaalde tijd? Is het schriftelijk overeengekomen? Is er wel of geen oproep overeenkomst?
Werkgevers zijn vanaf 2020 verplicht dit op de loonstrook te vermelden.