De RI&E: het mes snijdt aan twee kanten

De kerndeskundige weet niet altijd waar hij terechtkomt als hij een RI&E gaat toetsen. Vaak kan hij de RI&E gewoon zakelijk beoordelen.

Maar soms is er sprake van een situatie waarin hij een welwillende preventiemedewerker aantreft in een enigszins onverschillige omgeving, terwijl hij zeker weet dat het resultaat van de ‘arbo-inspanningen’ zoveel beter kan en niet mag eindigen bij een negatief RI&E rapport…

Onderstaand een voorbeeld uit de praktijk van een RI&E toetsing die ik een paar jaar geleden heb uitgevoerd. De toetsing vond plaats in een verpleeghuis in het westen van het land.

Het voorbeeld geeft inzicht in het spanningsveld waarin de preventiemedewerker en kerndeskundige samenwerken rondom de toetsing.

Mijn eerste indruk

Ik stap het gebouw binnen en geef mijn ogen goed de kost. De grote hal is ruim en licht, maar maakt desondanks een onverzorgde, rommelige indruk.

Beter kijkend, zie ik uitgebloeide planten en plantenbakken die als asbak in gebruik zijn, vuil serviesgoed op allerlei plekken, overvolle vuilnisbakken en een vieze vloer.

Pilaren en deurposten zijn beschadigd door de vele rolstoelen van bewoners die er dagelijks langs komen.

De keukendeur staat open en hoewel er muziek vandaan komt, zie ik dat ook de keuken rommelig is. Op een broodplank – in het zicht – ligt een groot broodmes te wachten op actie.

Ik loop door het restaurant om mijn gesprekspartner voor het toetsingsbezoek te ontmoeten. Weer zo’n ruimte die opvalt door licht, lucht, ruimte en warme kleuren.

De makers hebben hun best gedaan om een gezellig en kleurig thuis te bieden, maar ook hier is de aanblik rommelig en – door de vele beschadigingen – verveloos.

Praten in onmogelijkheden

Mijn gesprekspartner is Corrie, de preventiemedewerker die op deze locatie verantwoordelijk is voor de uitvoering van het arbobeleid.

Ze is duidelijk gespannen en vertelt me binnen vijf minuten al dat veel knelpunten uit de rapportage van de quickscan RI&E van driekwart jaar geleden, nog niet zijn opgelost.

De manager ontvangt ons met koffie. Ik vraag haar welke knelpunten zij belangrijk vindt. Behalve haar wens van automatische elektrische deuren op de locatie – dat scheelt zoveel in beschadigingen door rolstoelen en rollators – weet ze niet veel te noemen.

Doorvragend geeft ze aan dat ze het wel heel druk heeft gehad met andere zaken. Wat mij opvalt is dat ze vooral praat over onmogelijkheden op arbovlak: gebrek aan geld, aan ruimte en aan medewerkers die arbotaken op zich willen nemen of aandachtsfunctionaris willen worden.

Roepende in de woestijn

Tijdens de rondgang op de locatie begrijp ik dat Corrie voor veel arbozaken de handen niet op elkaar krijgt.

De cultuur in het kleine arboclubje is er een van makkelijk vergaderingen afzeggen en niet komen opdagen, zoals ook met de manager regelmatig het geval is. Als er zaken opgepakt moeten worden, is Corrie altijd degene die het werk doet.

Ze staat er eigenlijk alleen voor en dat betekent dat op de afdelingen waar zij dagelijks werkt het nog wel redelijk is gesteld met arbo, maar op de andere afdelingen veel slechter. Corrie voelt zich een roepende in de woestijn.

Mijn ronde door het gebouw

Door een paar deuren van natte ruimten op die afdelingen te openen, ben ik er snel achter dat het met de schoonmaak triest is gesteld. Het ruikt er niet fris en er zijn vieze plekken op muren en vloeren.

Ik zie een flink veiligheidsrisico. In de gangen zijn zithoekjes gemaakt die een risico kunnen vormen bij evacuatie in geval van nood. Er hangt een gordijn voor de nooduitgang, dat ziet er zo gezellig uit…

Ook onder de brandblusmiddelen in de hal, is een zithoekje voor patiënten gecreëerd. Daar rookt men zelfs, maar in geval van nood krijg je deze bewoners niet snel weg van hun plek.

Aanwezige medewerkers kijken me vreemd aan als ik ze erop wijs dat de brandblusser snel gepakt moet kunnen worden.

De deuren van de rookruimten staan bijna allemaal open. Want anders moeten rolstoelgebruikers er zo mee worstelen, zo wordt mij verteld. Dit betekent dat door het hele gebouw de sigarettenrook te ruiken is.

Mijn vragen over de schoonmaak, de beschadigingen van muren en deuren en de verveloosheid worden gelaten aangehoord (“Dat is altijd zo op een locatie als deze…”).

De teamkamer is al krap, maar door rondzwervende persoonlijke bezittingen van medewerkers, werkplekken met verouderd en deels kapot meubilair en een kast die overduidelijk in gebruik is als verzamelplaats voor medicijnen en allerlei andere zaken, biedt het geen goede plek om te werken of te pauzeren.

Opvallend is ook dat er in het gebouw veel kamers zijn die in gebruik zijn als opslag van kapot en ongebruikt meubilair maar ook van allerlei losse spullen (zoals bijvoorbeeld luchtbed en een fietspomp).

Ik hoor dat er plannen zijn om deze spullen te repareren en te hergebruiken, maar voorlopig liggen ze al jaren opgeslagen in ruimten die nodig zijn voor andere doeleinden.

De keuken is rommelig en de koelkast vies. Er zitten geen houdbaarheidsstickers op producten en in de opslagruimte staan etenswaren gewoon op de viezige vloer.

Mijn commentaar op de klaarliggende broodplank mét broodmes wordt met allerlei verklaringen van een medewerkster vergoelijkt. En de verklaring waarom de deur openstaat ondanks de grote sticker “Deur sluiten svp!”, is dat zij op deze manier contact kan houden met collega’s en patiënten.

Mijn opmerking over het mes, dat door iedereen gepakt kan worden, wordt begroet met een vrolijk “O, maar dat is nog nooit gebeurd, hoor!

Ik ben klaar met mijn ronde en mijn oordeel over het gebouw.

Onverschilligheid

De toetsing laat geen positief beeld zien en de toelichting daarbij is simpel. Ondanks de inzet van de preventiemedewerkster, ontbreekt het bij de medewerkers op de werkvloer aan kennis en bewustzijn van risico’s op het gebied van arbeidsomstandigheden.

Daardoor heb ik geen vertrouwen in de slagvaardigheid, mocht een risico zich voordoen. In zekere zin is er zelfs sprake van onverschilligheid voor mogelijke risico’s.

In mijn rapportage zet ik eerst de feiten op een rij en kies er een paar uit, waarvan ik laat zien hoe die zich kunnen ontwikkelen tot risicovolle situaties. Veiligheidsrisico’s hebben de de hoogste prioriteit.

Het zithoekje onder de kast met de slangenhaspel werk ik uit in een voorstelling waarbij de slang nodig is om een brand te blussen en eerst patiënten moeten worden weggeleid.

Die begrijpen niet waarom dat moet, want ze zitten er zo fijn. Misschien stribbelen ze zelfs tegen. Vervolgens moeten de meubels aan de kant en daarna kan het blussen pas beginnen. Een verlies van kostbare tijd.

Onvoldoende slagkracht

Ik vind het een groot probleem als er geen risicobewustzijn bij medewerkers aanwezig is.

Als je daarnaast ook nog te maken hebt met een leidinggevende die denkt in onmogelijkheden, weinig voorbeeldgedrag laat zien en een preventiemedewerker die in haar eentje voort tobt, is er weinig reden om een positief toetsingsrapport te schrijven.

Juist het gebrek aan kennis en besef van hoe het hoort te zijn, hoe je problemen creatief kunt benaderen en vooral samenwerking kunt en moet creëren om een situatie te verbeteren, maakt een plaatje zorgelijk.

Een preventiemedewerker kan niet alleen een situatie veranderen, hij of zij heeft de steun nodig van de manager ter plaatse – op strategische momenten soms zelfs van de directie – en de hulp van collega’s die dagelijks een veilige, goede, verzorgde en schone werk- en leefomgeving op de eerste plaats stellen.

Uit ervaring weet ik hoe lastig het kan zijn als er zaken vernieuwd of besteld moeten worden, terwijl er geen geld is en facilitaire afdelingen de bestelling geen prioriteit vindt.

De preventiemedewerker heeft, zonder steun van het lijnmanagement, goede bedoelingen, maar onvoldoende bevoegdheid om een oplossing te realiseren op korte termijn.

En door alle zaken die eindeloos slepen, verliest de preventiemedewerker uiteindelijk vaak de motivatie.

Afkeuren RI&E geen persoonlijke afkeuring

Uiteraard is het lastig om een RI&E af te keuren waar een preventiemedewerker hard aan heeft gewerkt. I

In dit geval begrijpt de preventiemedewerker uit ons gesprek, dat een afkeuring van de RI&E op dit moment geen afkeuring van haar als persoon betekent, maar slechts een signaal is voor de directie.

Ze snapt ook dat ik haar vraag om versterking juist honoreer door een kritisch RI&E rapport, met toelichting voor de directie. Hen vertel ik dat de RI&E over een half jaar goedgekeurd kan worden, mits er nu een plan van aanpak wordt gemaakt en men voortvarend aan de slag gaat.

Ik haak daarbij aan bij de wens van de directie dat dit verpleeghuis in de omgeving een goede naam krijgt. Deze ‘arbosituatie’ – die uiteraard ook zijn weerslag heeft op de patiëntenpopulatie – levert daar geen bijdrage aan!

Met vereende krachten is een nieuwe weg ingeslagen. De manager heeft geld ter beschikking gekregen van de directie om een aantal zaken te realiseren. Onder andere ook de elektronische deuren!

Tegelijkertijd is er met man en macht gewerkt aan deskundigheidsbevordering, het aantrekken van aandachtsfunctionarissen en via voorbeeldgedrag ook aan het verbeteren van de motivatie op het gebied van samenwerking voor betere arbeidsomstandigheden.

Metamorfose

Een half jaar later kan ik een positief oordeel vellen over de locatie. Er is enorm opgeruimd en veel van de opslagruimten zijn bestemd voor andere doeleinden, waarmee het ruimteprobleem grotendeels is opgelost.

De hal is omgetoverd tot een ware ontvangstruimte die er verzorgd en goed uitziet.

De schoonmaak is aanzienlijk verbeterd, de nooduitgangen en andere gangen zijn vrijgemaakt van meubilair en de keuken is een schone frisse ruimte geworden met stellingen voor opslag van etenswaren.

Ik vind het leuk om op de afdeling nu een paar aandachtsfunctionarissen te ontmoeten die, onder de gedreven aanmoediging van Corrie, hun schouders onder de arbeidsomstandigheden hebben gezet en het een persoonlijke uitdaging vinden om de veiligheid, schoonmaak en verzorging, tezamen met de handhaving van het rookbeleid een ster mee te geven.

Op mijn voorzichtige constatering, dat er een kop koffie over de vloer is gegaan, wordt meteen een mop gehaald om dit op te dweilen. Een grapje over een RI&E-rapport over koude koffie op de vloer tekent de goedmoedige sfeer van dit bezoek.

De medewerkers zijn trots op wat ze hebben gerealiseerd binnen het beperkte budget. Lockers voor de collega’s bijvoorbeeld, zodat hun persoonlijke bezittingen niet meer overal en nergens over de afdeling zwerven.

Een gezellige teamkamer als pauze- of werkruimte en een aparte – niet te dure! – medicijnkast. Kortom, een metamorfose!

Verbetering arbeidsomstandigheden

De aandachtsfunctionarissen zijn medewerkers die tijdens het werk ook kennis overdragen aan collega’s. Zij stimuleren anderen voortdurend om de afdeling veilig, opgeruimd en netjes te houden.

Ze zijn er trots op dat medewerkers het huis nu met een gerust hart aan familie zouden aanraden.

Corrie, als aanjager van dit alles, is blij met de complimenten die ze krijgt. Ze voelt dat haar inzichten worden gedeeld.

Tenslotte ga ik – als kerndeskundige – tevreden naar huis, omdat ik niet ben blijven steken in het afkeuren van de RI&E met demotivatie van de preventiemedewerker en sneue arbeids- en leefomstandigheden voor medewerkers en patiënten tot gevolg.

Het is gelukt om preventiemedewerker Corrie een hart onder de riem te steken, het management in beweging te zetten voor arbeidsomstandigheden en medewerkers zover te krijgen dat ze plezier hebben in samen op dagelijkse basis te werken aan een prettige werk- en leefomgeving voor hun patiënten en henzelf.

Het mes snijdt daarmee aan twee (of meer?) kanten!

Deel dit artikel