Borstlap in arboland: van hetzelfde laken een pak
Arbo, Arbodienst, Arbozorg, arbeidsmarkt, Column, flexibel arbeidscontract, flexibel werken, Wet arbeidsmarkt in balans, Wet flexibiliteit en zekerheid

Vorige week berichtten de landelijke media dat Nederland zijn hoge welvaartsniveau verliest als we niet snel en drastisch ingrijpen in de arbeidsmarkt.
Dit is de conclusie van de commissie-Borstlap die in opdracht van het kabinet onderzoek heeft gedaan.
Commissievoorzitter Hans Borstlap vindt het momenteel echt niet goed gaan op de arbeidsmarkt. De doorgeslagen flexibilisering veroorzaakt onnodige maatschappelijke, economische en sociale problemen, waarbij een deel van de werknemers wordt behandeld als wegwerpartikel.
HR Navigator constateert dat het in ‘arboland’ niet anders is. Ook hier blijken veel werkgevers hun aandacht en investeringen eigenlijk alleen te richten op de vaste medewerkers. De flexibele schil heeft hier dus ook het nakijken.
Wildgroei aan flexkrachten
De afgelopen jaren is het aantal flexwerkers toegenomen tot 1,3 miljoen mensen. Volgens de commissie Borstlap hebben uitzend-, payroll- en oproepkrachten, maar ook medewerkers met telkens weer een tijdelijke arbeidsovereenkomst, veel te weinig zekerheid over hun baan en hun inkomen. Daarom durven ze niet te investeren in hun opleiding en hun toekomst.
Werkgevers op hun beurt durven medewerkers niet vast aan te nemen en werken daarom met een relatief grote flexibele schil.
Tegelijkertijd investeren werkgevers niet of nauwelijks in scholing of oudedagsvoorziening van flexibele werknemers, wat de inzetbaarheid van die flexkracht feitelijk alleen maar verkleint.
Uiteraard heeft dit een flinke impact op het welzijn van die ‘flexibele’ werknemer. Deze onzekerheid knaagt. Heb ik morgen nog wel werk? En een huis kopen of andere financiële verplichtingen aangaan zit er al helemaal niet in, want banken vragen nog altijd om inkomensgaranties.
Werkgevers moeten investeren
Werkgevers moeten volgens de commissie Borstlap veel vaker vaste contracten gaan aanbieden. Het aantal flexwerkers en zzp’ers moet omlaag en er moet meer geïnvesteerd worden in kennis en innovatie.
Blijkbaar is Borstlap van mening dat de maatregelen uit het recente verleden onvoldoende soelaas gaan bieden. Denk daarbij aan de Wet flex en zekerheid (1999) en de Wet werk en zekerheid (2015) en aan de zeer recent ingevoerde Wet arbeidsmarkt in balans (WAB).
Deze wetten waren er allemaal al op gericht om flex minder flex te maken en vast minder vast te maken. Maar het resultaat lijkt juist het tegenovergestelde; er is sprake van een ver doorgeslagen flexibilisering waarvan we uiteindelijk allemaal de dupe zijn en die zelfs onze toekomstige welvaart schaadt.
Tweedeling werknemers
De commissie Borstlap heeft de tweedeling tussen medewerkers met een vaste arbeidsovereenkomst en mensen die dat niet hebben op de arbeidsmarkt, scherp neergezet: zij die alle zekerheden hebben, tegenover zij die dat niet hebben en ook niet het perspectief zien dit morgen wel te gaan krijgen.
Flexkrachten worden er altijd als eerste uitgegooid
Een grote en nog steeds groeiende groep van 1,3 miljoen flexwerkers heeft dus niet de sociale zekerheden en de ontwikkelkansen die medewerkers met een vaste overeenkomst wel hebben. Denk aan loon bij ziekte, investeren in persoonlijke ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid en pensioen.
Bovendien heeft de laatste crisis aangetoond dat de flexkrachten er altijd als eerste uit worden gegooid. Dat zij bij de eerstvolgende economische dip het onderspit gaan delven is dus geen vraag maar een constatering.
Andere mindset
Het gaat wat mij betreft om echt iets anders dan loon bij ziekte of een kerstpakket. Het gaat erom of werkgevers bereid zijn te investeren in álle medewerkers. Dus niet alleen in vaste en tijdelijke medewerkers, maar ook in payrollers, uitzendkrachten en ZZP’ers.
Er is over de volle breedte van goed werkgeverschap een andere mindset nodig om iedereen te betrekken bij de arbeidsmarkt van morgen. Daarbij gaat het ook nadrukkelijk over aandacht voor preventie en arbodienstverlening, juist ook voor de flexibele schil.
Flexibele werknemer als wegwerpartikel
Vooral kleinere werkgevers in retail, zorg en horeca, maar ook grotere werkgevers met veel seizoensarbeid, zien arbodienstverlening nog maar al te vaak als sluitpost in de begroting. De Risico Inventarisatie en Evaluatie (de RIE) wordt als verplicht nummer gezien en in zijn geheel niet of maar zeer minimaal uitgevoerd. Terwijl deze RIE de absolute basis is van goed werkgeverschap.
Een Preventief Medisch Onderzoek staat meestal helemaal niet op de agenda. Terwijl een PMO juist zo’n mooi laagdrempelig instrument is om de medewerkers een spiegel voor te houden over hun eigen vitaliteit en inzetbaarheid. Tegelijkertijd krijgt de werkgever inzicht hoe de vlag erbij hangt.
Helaas zien veel werkgevers de arbodienst nog steeds als verzuimbegeleider: “Als de medewerker ziek is, dan moet-ie naar de bedrijfsarts“. Om dan met veel gesteun en gemopper die vermaledijde Wet verbetering Poortwachter te volgen: “Pfff, wat worden wij hardwerkende ondernemers weer opgezadeld met een hoop extra werk en kosten”.
Veel werkgevers zien de arbodienst nog steeds als verzuimbegeleider
In de dagelijkse praktijk van HR Navigator, de grootste vergelijkingssite voor HR diensten, is er nog steeds een groep werkgevers die bij het zoeken van een arbopartner vooral de goedkoopste oplossing zoekt.
Dit zijn vaak wat kleinere werkgevers die hopen dat er niemand ziek wordt, want dan houd je je centjes mooi in de zak. Het summum is dat ze aangeven voor hun vaste medewerkers nog wel bereid zijn een aansluitvergoeding van een paar tientjes te betalen, maar voor oproepkrachten, parttime vakkenvullers of andere medewerkers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst, zeker niet.
Het lijkt erop dat deze werkgevers deze groep werknemers zien als ‘wegwerpartikel’, die je simpelweg niet meer oproept, afdankt en vervangt als ze overbodig of niet productief meer zijn.
Juist deze werkgevers hebben de begeleiding van een goede betrokken arbodienst het meeste nodig. Zij hebben immers geen enkele ervaring met het begeleiden van zieke medewerkers, met het aansturen van een bedrijfsarts of met het opbouwen van een UWV-proof verzuimdossier.
Penny wise, pound foolish
Zoals gezegd kiezen sommige werkgevers vooral een zo goedkoop mogelijke ‘oplossing’ voor hun arbodienstverlening.
Maar het afsluiten van een goedkoop contract kan niet anders dan verkeerd aflopen, want elke werkgever krijgt een keer te maken met lang verzuim. De arbodienst krijgt dan vaak veel te laat de verzuimmelding binnen van een werkgever die hij bovendien niet kent (en vice versa).
Het resultaat? Er wordt veel te laat gekeken wat er echt aan de hand is, interventies worden onnodig laat (of niet) ingezet, conflicten escaleren onnodig en dus zit de medewerker onnodig lang thuis.
En dan blijkt dat goedkope contract ineens heel duur. Want de minimale kosten van verzuim zijn – aldus TNO – gemiddeld 250 euro per dag. Maar dat kan nog veel meer zijn, denk bijvoorbeeld aan de gemiste omzet van een automonteur met een tarief van al snel 80 euro per uur.
De inkoopreflex van werkgevers voor een goedkoop arbo-abonnement is een typisch geval van Penny wise pound foolish. Veel ondernemers denken dat hen niets overkomt, of ze denken het allemaal zelf wel te kunnen regelen. Maar waarom zouden zijn medewerkers niet tegen een boom skiën, kanker krijgen, disfunctioneren of ruzie maken met hun baas?
Verzekeren van goede arbozorg
Net zoals je je huis verzekert tegen brandschade, is het ook niet meer dan logisch je te verzekeren van goede arbozorg. En de kosten zijn, in tegenstelling tot wat veel werkgevers denken, te overzien.
Een full-service arbocontract, waarbij de werkgever vanaf dag één wordt ontzorgd door een betrokken casemanager en waarbij ook de kosten van de bedrijfsarts zijn inbegrepen, heb je al vanaf ongeveer 125 euro per medewerker, per jaar. Het niet managen van verzuim kost gegarandeerd vele malen meer. En dan hebben we het niet over een paar tientjes, maar al snel over tienduizenden euro’s.
Een werkgever bezuinigt toch ook niet op goede koffie?
Dus waarom de werkgever de hand op de arboknip houdt, is voor mij echt onbegrijpelijk. Hij bezuinigt toch ook niet op een beetje goeie koffie, het jaarlijkse personeelsuitje of de schoonmaak?
Onderzoek van de SER onderstreept dit ook. Flexwerkers als uitzendkrachten, oproep- en invalkrachten en zzp’ers, doen vaker gevaarlijk of fysiek zwaar werk dan werknemers in vaste dienst. Terwijl in de Arbowet en Arbeidstijdenwet staat dat veiligheidsmaatregelen, zoals beschermende kleding of toegang tot een bedrijfsarts, voor alle werkenden gelden. Ofwel dus ook – of juist zeker – voor flexwerkers.
Arbodienstverlening voor de flexibele schil?
De door Borstlap geschetste tweedeling in de arbeidsmarkt geldt dus net zo goed in arboland. Want kiezen veel werkgevers uiteindelijk vaak wel voor een uitgebreid contract met een arbodienst, waarbij echt de samenwerking met de arbodienst wordt gezocht, voor de flexibele schil is de werkgever vaak niet bereid de portemonnee te trekken. Deze medewerkers worden dus niet alleen uitgesloten van secundaire arbeidsvoorwaarden, personeelsuitjes en het kerstpakket, ook goede verzuimbegeleiding wordt hen vaak onthouden, om over preventie, ontwikkelkansen en duurzame inzetbaarheid maar te zwijgen…