100% arbeidsongeschikt maar niet duurzaam: kans op herstel?

In ons vorige artikel schreven wij over de volledig arbeidsongeschikte Conny en het feit dat UWV al tijdens de hoorzitting van de bezwaarprocedure duidelijk maakte dat er toch geen kansen meer bestonden op herstel. Zo werd een WGA- een IVA-uitkering. Vlot handelen en UWV kunnen ook in bezwaar samengaan, dat was toen de conclusie.

Artrose

Veel vaker moet er echter lang worden geduwd of getrokken voordat UWV overstag gaat. Dat is ook bij verpleegkundige Jorna het geval. Voor haar definitieve uitvallen medio 2014 is bij Jorna al langer sprake van forse klachten waarmee ze – zoals zo vaak gebeurt – doorwerkt tot het volstrekt onmogelijk wordt; Jorna wil niet toegeven aan haar klachten en beperkingen.

Na twee jaar ziekte stelt de UWV-arts forse locomotore beperkingen vast door artrose. Lopen gaat uitermate moeizaam en ook handgebruik is zeer beperkt. Jorna loopt met krukken of maakt gebruik van een rolstoel. Voor vervoer is zij afhankelijkheid van derden.

De langdurige pijnklachten zorgen ook voor psychische klachten en Jorna is continu oververmoeid. Ze heeft al een scala aan behandelingen en therapieën doorlopen om in een betere conditie te komen, maar zonder succes. Kort voor de WIA-beoordeling start zij een intensief behandeltraject bij een revalidatiecentrum.

Veel vaker moet er lang worden geduwd of getrokken voordat UWV overstag gaat

Volledig arbeidsongeschikt maar niet duurzaam

De UWV-arts oordeelt dat Jorna door het volgen van het revalidatietraject en haar energetische beperkingen slechts marginaal, gedurende tien uur per week, inzetbaar is. Er wordt een FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) opgesteld en omdat Jorna een revalidatietraject volgt, concludeert de verzekeringsarts dat er sprake is van een kans op herstel.

De arbeidsdeskundige kan door de forse beperkingen en de urenbeperking geen functies voor 10 uur per week voor Jorna duiden, daardoor is sprake is van 100 procent arbeidsongeschiktheid op arbeidsdeskundige gronden. Er volgt een WGA-toekenning.

Wij maken namens de werkgever inhoudelijk bezwaar tegen dit besluit waarbij we de “gunstige herstelprognose” van de verzekeringsarts bestrijden. UWV verklaart het bezwaar “ongegrond”, omdat ook de bezwaarverzekeringsarts meent dat door het revalidatieprogramma een meer dan geringe kans op herstel mag worden verwacht. UWV baseert zijn besluit op een veronderstelde gunstige afloop van het revalidatietraject, maar doet geen onderzoek naar het feitelijke verloop daarvan.

Revalidatie stopgezet

De werkgever tekent vervolgens beroep aan bij de Rechtbank omdat uit contacten met Jorna blijkt dat de resultaten van het revalidatieprogramma totaal anders zijn dan de prognose van het UWV.

Tijdens het beroep brengt de revalidatiearts een brief in. Daaruit wordt duidelijk dat de behandeling in het artroseteam slechts van korte duur is geweest, de gestelde doelen niet zijn behaald en er geen functionele vooruitgang is geboekt. Naast poly-artrose (slijtageproces tegelijkertijd op in twee of meer gewrichten) worstelt Jorna ook met chronische pijnklachten en een al langdurig bestaande dysthyme stoornis (chronische, minder ernstige depressieve symptomen die al vele jaren aanwezig zijn).

Door pijntoename als gevolg van de therapieën tijdens het revalidatietraject is het traject, na eerdere gedeeltelijke afbouw, helemaal stopgezet. Het is voor Jorna niet op te brengen.

De rechter stelt vast dat de uitspraak van UWV over de herstelkansen van Jorna gebaseerd lijkt te zijn op het volledig en succesvol afronden van het revalidatietraject. De rechter mist een concrete en feitelijke onderbouwing van de verwachte succesvolle afronding en merkt het UWV onderzoek als “ondeugdelijk” aan. Het besluit wordt vernietigd en UWV krijgt de opdracht om een nieuw besluit te nemen. UWV berust hierin en zet het WGA-recht alsnog om in IVA-recht.

Desinteresse UWV in revalidatietraject?

Opvallend aan deze casus is dat UWV geen interesse heeft in de voortgang van het revalidatietraject. Een lopend traject is kennelijk voor UWV per definitie een opmaat tot herstel. De hulpvraag, doelstellingen en het feitelijke verloop lijken van geen of minder belang. Jorna’s doelen waren heel basic; zij wilde haar handfunctie verbeteren om thuis wat meer te kunnen helpen, bijvoorbeeld bij het koken. Haar tweede doel was meer zelfverzorging. Helaas bleek dat niet binnen haar mogelijkheden te liggen.

Omdat het beschikken over actuele informatie van behandelaars bijdraagt aan een juist besluit blijft de vraag waarom UWV, ook na bezwaar, geen informatie bij behandelaars heeft opgevraagd. Het is opmerkelijk dat UWV ook bij reguliere WIA-beoordelingen deze optie weinig benut.

Verzekeringsartsen volstaan meestal met een notitie in hun rapport dat er voldoende informatie aanwezig was om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen! Over de zorgvuldigheid bij de beoordeling van Jorna’s herstelkansenkun je echter meerdere kritische kanttekeningen plaatsen. In onze praktijk zien wij dat primaire verzekeringsartsen beoordeling van de herstelprognose vaak als onderschoven kind zien. Anders gezegd: er hoort meer aandacht voor te zijn!

In de situatie van Jorna is informatie van de behandelaar gebruikt om UWV – via de rechtbank – uiteindelijk tot een ander besluit te brengen. Na maar liefst anderhalf jaar belandt alsnog het juiste besluit in de postbus.

 

Deel dit artikel